.blog

De theatertekst

01-08-2020

Toneel is altijd een kunst die zichzelf vernietigt, het is altijd geschreven op de wind.

 (Peter Brook in De Lege Ruimte)

 

Ik werk graag met bestaande teksten als bron, al dan niet voor het theater geschreven. Of als de voorstelling wordt gebouwd rondom een thema, zoals bij Kitan, maak ik graag gebruik van teksten die ik associatief met het thema verbind. Ik ben altijd op zoek naar teksten waarin verhalen worden verteld die, om het zomaar eens te zeggen, een weerslag zijn van de zoektocht naar de zin van het leven, waarin universeel herkenbare thema’s worden verwoord.

In zijn boek Empty Space schrijft Peter Brook dat de toneeltekst, de letters op papier, een eindproduct is van een proces, dat ooit is begonnen als een serie levende impulsen bij de schrijver. Onder meer maatschappelijke, filosofische, persoonlijke impulsen. Vaak ook literaire of dramatische impulsen. Veel toneelteksten van Shakespeare zijn bijvoorbeeld gebaseerd op al bestaande toneelstukken of verhalen. De eindtekst is de gestolde energie van al die oerimpulsen. De uitvoerder van nu gaat op zoek naar die oorspronkelijke impulsen en neemt het publiek mee in die zoektocht. Als uitvoerder is die tekst voor mij dus een vertrekpunt. Niet om dan tot een nieuwe interpretatie van de eindtekst te komen, maar om de tekst te openen, op zoek naar: wat zit er allemaal in, dat voor ons heden ten dage relevant is.

Grotowski in Towards a Poor Theatre: ‘A text is not theatre. It is literature. It becomes theatre only through the actor’s use of it.’

En in zijn boek Acteur op Drift schrijft acteur en regisseur Yoshi Oida over de werkwijze van Peter Brook: ‘Bij geen enkel stuk bestaat zijn benadering uit het overbrengen van een bepaalde boodschap. Hij moedigt de acteurs daarentegen aan om de tekst of het oorspronkelijke materiaal zo open, spontaan en menselijk mogelijk te verkennen. Dan komen er vanzelf verschillende interpretaties en gezichtspunten naar voren. Het publiek is vrij om hieruit zijn eigen “boodschap” te kiezen’. Deze benadering spreekt mij erg aan.

Peter Brook zelf in Empty Space: `Een uitvoering is een telkens nieuwe zoektocht naar die impulsen, waarbij publiek en uitvoerenden altijd bereid zijn te geloven “dat het ware stuk ons ontsnapt”; of eigenlijk dat het stuk zich telkens opnieuw en telkens weer anders opent.’

Opnieuw Jerzy Grotowski: ‘In a classic text we restore its truth from the common ground of actor and spectator: collective complexes of society, the core of collective subconsciousness, myths which are not an invention of the mind, but are inherited, through blood, religion, culture and climate.’

Een theatertekst is dus gestold eindmateriaal, en het vertrekpunt van een nieuwe ontdekkingsreis. Iedere voorstelling is een etappe in die reis, waarin de tekst in brokstukken -  in willekeurige volgorde geplaatst – kan terugkomen, vaak verrijkt met teksten uit een andere context, soms geïmproviseerd. Bij de voorstellingen Lear Lesen en Krapp’s Last Tape kwam soms de vraag: is dit nog wel Krapp’s Last Tape van Samuel Beckett, is dit nog steeds King Lear van Shakespeare? Op grond van bovenstaande citaten van Grotowski en Brook zeg ik volmondig: ja.

Ik heb altijd een beeld voor ogen van theater als het isoleren van een fragment leven, en dat fragment vervolgens op een podium plaatsen, zodat we er met zijn allen (publiek en uitvoerenden) op kunnen focussen om samen het leven te vieren en te doorgronden.  Wat theater voor mij dan onderscheidt van een performance, is dat een performance meer gaat over het maken van een statement, een interventie die vraagtekens zet bij de directe context waarbinnen het statement, de performance, geplaatst wordt.

Een performer is zichzelf. Een acteur blijft ook zichzelf, maar goochelt met rollen. Psychologisch gezien gebruikt de acteur verschillende lagen in zijn persoonlijkheid; hij transformeert in meerdere of mindere mate.

Theater dealt met fundamentele levensprocessen. Waarom worden veel klassieken nog steeds gespeeld, is de grote toneelliteratuur onuitputtelijk? Omdat ze gaan over fundamentele processen, waar ieder mens mee te maken heeft, levend tussen de nevelen van geboorte en dood. Die fundamentele processen worden geïsoleerd, op het toneel gezet, om ze te bevatten, er mee in het reine te komen (catharsis) en/of ze te vieren.

Literatuurwetenschapper Joseph Campbell ontwikkelde het model ‘The Hero’s Journey’; mensen vertellen zichzelf en elkaar altijd en overal verhalen, binnen alle denkbare contexten. Theater is een van die contexten. En in al deze verhalen is de mens op reis; en de reis verloopt altijd volgens een aantal constante fases: van een onschuldige status quo, via een uitdaging vertrokken op een queeste, het tegenkomen van een aantal beproevingen, het vinden van een mogelijke doorbraak en uiteindelijk de verrijzenis, de doorbraak naar het nieuwe leven – vaak de terugkeer naar het oude leven verrijkt met een nieuw besef - waar dit proces zich weer kan herhalen: het is in beginsel een cyclisch proces. En ieder verhaal vertelt van dit proces, of van een enkele fase in dit proces; en in ieder verhaal wordt het proces helemaal doorlopen of stagneert het. Zo dienen verhalen als een leidraad voor het leven.

Ofwel verandering is het basisprincipe van het leven. Dat is het centrale thema in mijn voorstellingen, inhoudelijk en in de vorm van de uitvoering. Het is veel interessanter als een voorstelling niet alleen gaat over verandering, maar ook qua vorm onderhevig is aan veranderingsprocessen. Bij het project Kitan (2016-2020) schreef ik: `In Kitan krijgt verandering een podium; het is geen voorstelling over verandering.’

Dus het ‘isoleren’ van verandering als fundamenteel levensproces op een podium, om dit proces te vieren. John Cage: `A concert is a celebration of the fact that we can’t possess anything’.

Alle kunstuitingen zijn voor mij een weerslag van het veranderingsprincipe in de natuur. Een bekende Boeddhistische uitspraak: ‘Nature is unstable by itself’; en omdat leven een natuurproces is, en kunst het leven op een of andere manier weerspiegelt, geldt net zozeer ‘Art is unstable by itself’.

Vanuit dit principe ben ik altijd op zoek naar samenwerking met andere disciplines; een voorstelling is een tijdsverloop. En tijdens het verlopen van die tijd zet iedere discipline lijnen uit met een eigen idioom; een associatief proces dat ontstaat uit het gekozen thema, uit de gekozen tekst. En tussen al die verschillende lijnen ontstaan en verdwijnen betekenissen. Kunst is nooit voor de eeuwigheid, maar vluchtig en veranderlijk als de wind. En iedere volgende voorstelling levert nieuwe betekenislijnen op … Nooit kan het afdoende zijn, want als mens blijven we betekenissen zoeken; de verhalen dienen keer op keer opnieuw te worden verteld.